Begroting 2020

Paragrafen

Financiering, EMU-saldo

Het renterisico is minimaal doordat we risico voor financiering hanteren en alert zijn op rente ontwikkelingen
De Wet financiering decentrale overheden (Fido) schrijft een renterisiconorm voor. Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende rente voor langlopende geldleningen. Dit houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en effecten van een aangepaste rente niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. In 2018 werd deze norm nog overschreden. Doordat er een vaste geldlening van € 15 miljoen is aangetrokken in 2019, vindt er geen overschrijding van de norm meer plaats.

Om een grens te stellen aan kortlopende leningen is in de wet FIDO de kasgeldlimiet opgenomen. Dit is een belangrijk uitgangspunt om grote fluctuaties in de rentelasten van overheden te vermijden. De kasgeldlimiet is begrensd op 8,5% van de totale lasten.
Voor 2020 betekent dit een kasgeldlimiet van afgerond € 5,8 miljoen (8,5% van € 69 miljoen). Omdat ons financieringstekort per 1-1-2020 ca. € 4,8 mln. bedraagt wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.

Het overzicht financiering per 1-1-2020 is zichtbaar in onderstaande tabel.

Overzicht Financiering per 1-1-2020

%

Bedrag

Bedrag

Boekwaarde Model C: Alle activa

63.632.444

Af:

Boekw. Model D: Reserves en voorzieningen

-23.390.701

Boekw. Model E: Geldleningen

-39.629.683

Totaal af:  

-63.020.384

Subtotaal Financiering: (tekort)    

612.060

Bij: Boekwaarde BIE Gronden (Grondbedrijf)

4.124.170

Bij: Correctie post / verrekening

88.966

Totaal Financiering (tekort)    

4.825.196

Rentelasten 2020:

 - Rente Reserves

0,00%

0

 - Rente Geldleningen 

535.729

 - Rente Financiering (tekort)

3,50%

168.882

Totale rente 2020  

704.611

Berekening renteomslagpercentage:

 1. Totale boekwaarde Model C (activa)

63.632.444

 2. Totale rente 2019

704.611

Renteomslagpercentage 2020  

1,11%

Het kredietrisico is minimaal; we wegen maatschappelijk effect en kredietwaardigheid af
Door de gemeente zijn langlopende geldleningen verstrekt. Dit zijn leningen die zijn verstrekt met het oog op volkshuisvesting, duurzaamheid, klimaat en het toekomstbestendig maken van woningen. De gelden zijn in beheer gestort bij de stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). Daarnaast zijn er  geldleningen verstrekt aan ambtenaren, op basis van vastgestelde arbeidsvoorwaarden. Het risico dat de gemeente loopt bij de uitstaande geldleningen, kan als minimaal worden beschouwd.

De gemeente is zeer terughoudend in het verstrekken van deze kredieten. Onze steekwoorden bij het verstrekken van een krediet zijn:

  1. In principe niet;
  2. Maatschappelijk belang;
  3. Onderzoek kredietwaardigheid;
  4. Zekerheden en garanties;
  5. > 50.000 Þ raad;
  6. Geen speculatie.

Het liquiditeitsrisico is minimaal door een financiële planning en de kredietfaciliteiten bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
Kosten en baten worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd zodat we altijd aan onze betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Als we teveel geld in onze portemonnee hebben kunnen we geld onderbrengen bij het Rijk (schatkistbankieren). Dit is wettelijk verplicht. Als we te weinig geld in onze portemonnee hebben, dan sluiten we kortlopende leningen af.

De oninbare vorderingen dekken we af met een voorziening
De gemeente heeft vorderingen op diverse personen, bedrijven en instellingen. De zogenaamde debiteuren. Dit zijn zowel privaatrechtelijke (o.a. verhuur van sportaccommodaties, verkoop van gronden e.d.) als publiekrechtelijke vorderingen (belastingen, leges e.d.). Er wordt periodiek gecontroleerd op tijdige betaling. Bij niet tijdige betaling wordt het aanmaningstraject strikt gehanteerd en met behulp van een extern invorderingskantoor geldt dit ook voor het dwangbeveltraject.
De niet tijdige betalingen worden als dubieus aangemerkt. Alle dubieuze (belasting)vorderingen worden jaarlijks onderzocht op het zinvol toepassen van verdere invorderingsmaatregelen. Zo ontstaat er een lijst van vorderingen waarbij de kans op ontvangst praktisch nihil is en verdere invorderingsmaatregelen overbodig en zinloos zijn.

Voor deze oninbare vorderingen is een voorziening ingesteld. De hoogte van deze voorziening is gebaseerd op historische gegevens en wordt jaarlijks herijkt. Het bedrag aan vermoedelijk oninbare vorderingen wordt in de voorziening gestort. De oninbaar verklaarde vorderingen worden ten laste van deze voorziening gebracht. Door de oude niet meer in te vorderen bedragen formeel oninbaar te verklaren worden deze vorderingen uit de bestanden verwijderd en blijft het debiteurensaldo actueel.

Deze pagina is gebouwd op 05/28/2020 15:22:16 met de export van 05/27/2020 13:52:34