Begroting 2020

Paragrafen

Lokale heffingen

In dit gedeelte maken we per belastingsoort de geraamde opbrengsten voor 2019 en 2020 inzichtelijk.

3.1 Onroerende zaakbelasting
Hieronder staan de opbrengsten van de OZB. De definitieve tarieven van 2020 kunnen nog niet definitief worden berekend, omdat nog niet alle WOZ-waarden per 01-01-2019 bekend zijn. Deze definitieve cijfers worden aan de raad gepresenteerd in december 2019 bij het vaststellen van de nieuwe belastingverordeningen.

Als de OZB met 5% stijgt zien de opbrengsten in 2020 er als volgt uit.

Onderdeel

Opbrengst 2019

Opbrengst 2020

Verschil 2019-2020

Eigenarenbelasting woningen

4.443.613

4.665.794

222.181

Eigenarenbelasting niet-woningen

952.906

1.000.551

47.645

Gebruikersbelasting niet-woningen

437.441

459.313

21.872

Totaal:

5.833.960

6.125.658

291.698

3.2 Toeristenbelasting
Op basis van de uitkomsten van de jaarrekening 2018 is bij de BERAP 2019-I de raming verhoogd van € 1.300.000 naar € 1.350.000. De verhoging van de raming was op basis van een hoger aantal toeristen. De stijging van € 50.000 was voor de helft incidenteel en voor de helft structureel. Daarmee was opbrengst vanaf 2020 geraamd op € 1.325.000. Bij de Kadernota 2020 heeft u besloten het tarief met 5 eurocent te verhogen. Daardoor stijgen de verwachte opbrengsten vanaf 2020 met € 55.000 tot een bedrag van
€ 1.380.000.

Het recreatieschap Drenthe komt eind 2019 met een advies van de toeristenbelasting voor de komende jaren. In dit advies zal dan ook de tariefdifferentiatie (bijvoorbeeld campings een ander tarief dan hotels) aan de orde komen. We wachten dit advies af en komen bij de Kadernota 2021 met een voorstel voor het tarief vanaf 2021.

Onderdeel

Opbrengst 2019

Opbrengst 2020

Verschil     2019-2020

Opbrengst toeristenbelasting

1.300.000

1.380.000

80.000

3.3 Forensenbelasting
De tariefaanpassing van de forensenbelasting loopt gelijk op met de tariefaanpassing van de toeristenbelasting.

Onderdeel

Opbrengst 2019

Opbrengst 2020

Verschil     2019-2020

Opbrengst forensenbelasting

120.000

125.000

5.000

3.4. Reinigingsheffingen
Afvalheffing gebeurt op basis van het Diftarsysteem. De heffing heeft een vastrechtgedeelte en een variabele component. Het BBV schrijft voor dat het tarief van de afvalstoffenheffing niet meer dan 100% kostendekkend mag zijn.

De kosten van de afvalstoffenheffing nemen in 2020 fors toe. Hieronder staan de kosten voor de afvalstoffenheffing voor de jaren 2019 en 2020. De verschillen worden toegelicht.

Totale kosten afval

Ton/ledigingen

2019

2020

Verschil

2019

2020

1. Algemene kosten afval

373.901

470.890

96.989

2. Huis aan huis inzameling

403.977

436.277

32.300

3. Kosten ABP

380.389

437.361

56.972

4. Kosten overige afvalstromen

185.411

229.230

43.819

5. Overige indirecte kosten

817.072

798.486

-18.586

Totaal:

2.160.750

2.372.244

211.494

6. Onttrekking reserve afval 

-75.557

0

75.557

Totaal:

2.085.193

2.372.244

287.051

Toelichting verschillen in kosten

1. Algemene kosten afval
Het verschil tussen 2019 en 2020 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere personeelskosten (CAO en +0,5 FTE) en het vervallen van de vergoeding voor zwerfafval.
Verder is in 2020 een extra bedrag opgevoerd voor de provincie brede campagne “Drenthe geeft door”. Deze campagne heeft als doel de motivatie voor de scheiding van afval te vergroten.

2. Huis aan huisinzameling
De toename wordt veroorzaakt door de hogere energiebelasting, die het Rijk in rekening brengt, over het restafval. Hier staat een gedeeltelijke compensatie tegenover door een verwachte extra daling van het aantal ledigingen als gevolg van de invoering van vergoeding per lediging voor de grijze container.
Door differentiatie in de tarieven groen/grijs vond een verschuiving plaats tussen het groen en grijs afval. Per saldo loopt deze verschuiving aan de kostenkant grotendeels budgettair neutraal.

3. Kosten ABP
De toename wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het succes van het gratis inleveren van het grof tuinafval. Het aantal gestorte kilo’s GTA (grof tuinafval) is naar boven bijgesteld op grond van ervaringscijfers 2019. Het overige verschil wordt veroorzaakt door de kosten die zijn gemaakt voor de aanpassingen op het ABP om de storting van het GTA zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

4. Kosten overige afvalstromen
De hogere kosten worden veroorzaakt door de hogere kosten oud papier (invoer garantieprijs) en actualisatie prijzen voor luierafval en PMD.

5. Overige indirecte kosten
Op dit onderdeel is sprake van een voordeel. Dit wordt vooral veroorzaakt door lagere raming kwijtschelding en door een voordeel op de kostenverdeling voor het taakveld afval. De hoogte van het voordeel wordt negatief beïnvloed door de hogere overheadkosten als gevolg van de stijging van de totale kosten.

6. Onttrekking reserve afval belastingdruk
In de jaren 2017, 2018 en 2019 zijn bedragen uit de reserve afval onttrokken om de stijging van de lasten niet volledig door te berekenen aan de inwoner. In 2019 is het restant van deze reserve ingezet voor o.a. voor uitbreiding met 0,5 FTE op de cluster milieu (afvalbeleid). Vanaf 2020 is er dus geen ruimte meer om de stijging van de lasten te dekken uit deze reserve.

Conclusie t.a.v. de opbrengsten
De totale kosten voor 2020 nemen toe met € 287.051 naar een totaal van € 2.372.244. Dit betekent bij een 100% kostendekkendheid dat de opbrengsten met eenzelfde bedrag moeten toenemen. In de raadsvergadering van december komen we met een voorstel voor de tarieven en hierbij houden we rekening met de verhouding variabel/vast.

3.5 Rioolheffing
De geraamde baten en lasten van onze begroting die betrekking hebben op riolering zijn gebaseerd op het Gemeentelijk Riolering Plan (GRP). In 2016 is het GRP geactualiseerd en door de gemeenteraad vastgesteld tot het jaar 2021. Voor de rioolheffing is ook 100% kostendekkendheid van toepassing. Het GRP is zodanig opgezet dat het gemiddeld tarief jaarlijks met 0,75% stijgt. Eventuele verschillen in de exploitatie worden gecompenseerd door een toevoeging of onttrekking aan de (egalisatie)reserve riolering.
Aanvullend vindt, conform het GRP, jaarlijks een dotatie plaats aan de voorziening riolering. Deze voorziening wordt jaarlijks aangewend voor dekking van de jaarlijkse rioolvervangingsinvesteringen.

In 2020 wordt het GRP losgelaten met betrekking tot 0,75% tariefstijging omdat de dotatie in de voorziening voor het jaar 2020 niet noodzakelijk is. Voor de uitvoering van het GRP heeft dit geen gevolgen (zie toelichting punt 8). Door deze maatregel kan de stijging van de belastingdruk voor de burger in positieve zin worden beperkt.

Hieronder zijn de geraamde kosten en opbrengsten voor 2019 en 2020
inzichtelijk gemaakt en toegelicht.

Totale kosten riolering

2019

2020

Verschil

1. Directe kosten riolering 

877.832

873.872

-3.960

2. Kosten verbrede rioolheffing

246.838

247.719

881

3. Overheadkosten

338.827

338.661

-166

4. Lopende kapitaallasten riolering

1.140.173

1.150.432

10.259

5. Lopende kapitaallasten verbrede riolering

6.101

9.812

3.711

6. Stelpost voor nieuwe investeringen

50.540

50.540

0

7. Compensabele btw

262.162

254.523

-7.639

8. Nieuwe dotatie in voorziening

130.233

0

-130.233

Totaal:

3.052.706

2.925.559

-127.147

9. Mutatie (egalisatie)reserve riolering

5.058

0

-5.058

Totaal:

3.057.764

2.925.559

-132.205

Totale opbrengsten riolering

10. Opbrengst vast tarief

1.528.882

1.462.780

-66.103

11. Opbrengst variabel tarief

1.528.882

1.462.780

-66.103

Totaal:

3.057.764

2.925.559

-132.205

Informatie rioolaansluitingen

2019

2020

Aantal aansluitingen

12.670

12.750

Gemiddeld tarief per aansluiting

 €    241,34

 €   229,46

Toelichting verschillen in kosten

1. Directe kosten riolering
Het verschil tussen 2019 en 2020 is minimaal. Binnen het taakveld vinden wel wat verschuivingen plaats, maar deze zijn minimaal.

2. Kosten verbrede rioolheffing
Verschil minimaal, geen bijzonderheden.

3. Overheadkosten
Verschil minimaal, geen bijzonderheden.  

4/5. Lopende kapitaallasten riolering
Stijging van de kapitaallasten door een kleine toename van de totale lopende investeringen. Met lopende investeringen bedoelen we eerder aangegane investeringen.

6. Stelpost voor nieuwe investeringen
Deze stelpost bestaat uit de kosten voor regulier groot onderhoud en vervangingsinvesteringen (€ 37.000) en een bedrag van € 13.540 voor het afkoppelen. Het bedrag in 2020 verandert niet.

7. Compensabele btw
Compensabele btw wordt conform art. 229b van de Gemeentewet meegenomen bij de lasten.

8. Nieuwe storting in voorziening
In 2020 wordt de storting in de voorziening achterwege gelaten. In de opgebouwde voorziening is voldoende ruimte aanwezig om het benodigd budget 2020 voor vervangingsinvesteringen hieruit te onttrekken. Deze ruimte is ontstaan doordat de voorziening de afgelopen jaren is gevuld met voordelen op de kapitaallasten (o.a. onderuitputting). Conform het BBV moeten deze voordelen gestort worden in de voorziening.
Voor de inwoner betekent het achterwege laten van de storting een lagere rioolheffing. Voor de uitvoering van het GRP heeft dit geen gevolgen. Opgemerkt wordt dat dit een éénmalige verlaging is. Verwacht wordt dat in 2021 wel weer een storting in de voorziening noodzakelijk is.

9. Mutatie (egalisatie)reserve riolering
Dit jaar is het niet noodzakelijk om gelden te onttrekken of te storten uit de reserve riolering.

10/11. opbrengsten vast en variabel tarief
De rioolheffing is opgebouwd uit een vast tarief per aansluiting en een variabel tarief per aansluiting. Beide heffingen bedragen afgerond 50% van het totaal van de lasten. De opbrengsten stijgen of dalen met een eenzelfde bedrag als de lasten om 100% kostendekkendheid te blijven hanteren.

Deze pagina is gebouwd op 05/28/2020 15:22:16 met de export van 05/27/2020 13:52:34